Mijn lieve, lieve Pluis.
Het was een mooie dag, zoals vele dagen in Arizona, en de deur stond open.
Ik was een boek aan het lezen, toen er opeens een vreemde kat naar binnen kwam lopen en op mijn schoot sprong. Hij nestelde zich en begon hard te spinnen.
Het arme beest zag er niet uit; hij had vele kale plekken en het haar dat hij had was dof en piekerig. Alleen zijn staart was mooi en fier, wat een Pluis!
In mijn huis woonde al een kat. Poekje had het een jaar daarvoor tot zijn thuis gekozen, hij dulde geen anderen dus de Pluis werd buiten gezet. Daar kreeg hij wat brokjes en water, waar hij gretig van genoot. Maar daarna speelde het ritueel zich opnieuw af. Pluis liep het huis in, alsof hij daar al jaren woonde, en sprong weer op mijn schoot, hard spinnend.
Ik heb het een paar dagen volgehouden hem steeds weer buiten te zetten, maar op een gegeven moment kon ik dat niet meer. Wat een heerlijke knuffel was hij toch! De Poek stelde zijn aanwezigheid niet op prijs en dat liet hij duidelijk merken. In de veronderstelling dat Poekje wel zou bijdraaien, mocht Pluis blijven.
Na verloop van tijd knapte Pluis helemaal op; goed op gewicht en zijn vacht was vol en prachtig. Pluis is altijd een enorme knuffelkat gebleven en Poekje tolereerde hem, hoewel ze nooit de grootste vrienden zijn geworden.
Af en toe kwam Pluis met een bijzondere prooi thuis, zoals die keer dat hij een blauwe salamander voor mijn voeten legde. Ik was als de dood dat Pluis zich een keer zou vergrijpen aan een beest dat hem iets terug zou doen, want de omgeving zat vol gevaarlijke beesten. ’s Avonds ging ik niet slapen voordat de katten binnen waren, want de nacht behoorde toe aan de coyotes. Vooral in de winter, als er minder leven in de woestijn te vinden was, kwamen die dicht bij de huizen, op zoek naar eten in de vorm van huisdieren.
Pluis stond zijn mannetje en was voor de duvel niet bang. Ik zal nooit vergeten hoe hij iedereen duidelijk heeft gemaakt dat in zijn huis geen honden welkom waren. Vrienden brachten zo’n beest mee waar ik toch al niet zo van gecharmeerd was, maar Pluis al helemaal niet. Terwijl Poekje veilig op het dak van de buren was gevlucht, keek Pluis de hond strak aan toen deze voor de open deur stond. De hond, die wel 5 keer groter dan Pluis was, besloot toch binnen te komen. Zodra hij één poot over de drempel had gezet, sprong Pluis er boven op. Met zijn bek greep Pluis de hond in de nek en zijn klauwen had hij diep in de vacht gezet. De hond kromp in elkaar en wij hadden veel moeite Pluis van hem af te halen. Nadat dat uiteindelijk gelukt was, liep de hond met zijn staart tussen de benen naar buiten en is daarna nooit meer op bezoek geweest.
Na een paar jaar in de Amerikaanse woestijn, was het tijd om weer terug te keren naar Nederland. De vlucht van Poek en Pluis had heel wat voet in aarde, maar gelukkig is het allemaal goed gegaan en zijn ze gezond en wel, met de juiste papieren door de douane op Schiphol gekomen.
Het was wennen voor ze. Het eerste jaar konden ze niet naar buiten, omdat we in een flat woonden. Wat een verschil met de ruimte in Arizona, waar de omgeving één grote zandbak was. Ze pasten zich gelukkig snel aan en waren nog steeds even lief. Begin 2000 verhuisden we naar een huis aan "het gevaarlijke water", om de hoek van de Katbladstraat. Hier konden ze weer lekker naar buiten aan de achterzijde van het huis, waar ze heerlijk rommelden in de achtertuinen en zo nu en dan eens een soortgenoot tegen kwamen.
Soms, als ik erbij was, mochten ze er ook aan de voorkant uit. Eigenlijk maakte het de Pluis niet zo veel uit. Hij wilde daar zijn waar ik was. Hij kwam mij altijd begroeten bij de deur als ik thuis kwam. Als ik in de keuken was, zat hij daar, bij voorkeur op mijn schouders. Was ik in de badkamer, zat hij daar ook. Als ik achter mijn pc zat, strekte hij zich breed uit op mijn schoot en op de bank kwam hij heerlijk bij mij liggen. En altijd verrukkelijk spinnend.
Een paar maanden geleden merkte ik dat hij wat lichter werd. Hij gaf af en toe over en leek minder te eten. Na een aantal bezoeken aan de dierenarts, werden we doorgestuurd naar een collega in Noordwijk, die een echo maakte. Pluis' alvleesklier bleek ontstoken. Er was een kans dat hij daarvan zou herstellen, hoewel hij zijn leeftijd niet mee had. (We schatten hem op een jaar of 16.)
Pluis kreeg diverse antibioticakuurtjes, pilletjes om eetlust op te wekken en het overgeven tegen te gaan en druppeltjes tegen de pijn. Hij kreeg speciaal ‘power-food’ om aan te sterken. In de laatste week snoof hij nog wel aan zijn eten, maar nam er bijna niets van. Hij kreeg nu voeding met een spuitje in zijn bek. Hij werd elke dag een beetje zwakker, liep instabiel en sliep veel. In de hoop dat hij zou kunnen aansterken bij de dierenarts, bleef hij daar achter. Zij vertelde mij echter dat Pluis niet vooruit ging...
Toen ik na 2 dagen langs ging, schrok ik me rot. Hij was wel heel erg achteruit gegaan. Ik had zo gehoopt dat hij mee naar huis kon en, in het slechtste geval, daar, in zijn vertrouwde omgeving, zou mogen sterven, eventueel met hulp van de dierenarts. Maar toen ik Pluis daar zo zag, wist ik dat dat niet meer kon. Hij was zo ontzettend zwak; het zou voor hem een lijdensweg zijn hem te vervoeren en mee te nemen naar huis. Ik moest ter plekke beslissen dat dit de zijn laatste dag was en heb daar veel moeite mee gehad.
En nog steeds. Ik hield zo veel van mijn lieve Pluis, dat het toestemmen in euthanasie ontzettend moeilijk en pijnlijk was. Ik heb Pluis op mijn schoot genomen en alleen maar gezegd hoeveel ik van hem hield. Mijn tranen vielen op zijn vacht terwijl hij een slaapmiddel kreeg toegediend. Toen voelde ik hem ontspannen; hij was in diepe slaap. Op het moment dat hij de injectie kreeg, hield hij eigenlijk direct op met ademen. Mijn Pluis was dood.....
Nadat ik hem terug gelegd heb in zijn kooi en ik hem nog een heleboel kussen heb gegeven, ben ik wezenloos naar mijn auto gelopen en heb daar lang zitten huilen. Dat heb ik thuis dagenlang volgehouden en ook nu, terwijl ik dit schrijf, is het verdriet zo groot, dat ik het weer niet droog kan houden.
Mijn lieve, lieve Pluis, ik ben heel dankbaar dat ik met je heb mogen leven. Je was zo’n enorme lieve kat en je hebt mijn leven verrijkt. Dank je wel dat je dertien jaar geleden mij hebt uitgekozen om bij te wonen. Ik mis je ontzettend en zal je nooit vergeten. Ik hou van je Pluis, mijn lieve Pluis.
Marit.