Aangezien mijn moeder al heeft uitgewijd over de katten die ik als kind heb meegemaakt (Miepje en Poes), zal ik een stukje schrijven over mijn eerste kat, Rory.
Mijn man en ik woonden in die tijd aan de overkant van het gevaarlijke water, in de buurt van de katbladbuurt. We mochten eigenlijk geen huisdieren van de huisbaas, maar toen een collega en haar vriend uit elkaar gingen en met spoed een tehuis zochten voor hun zes maanden oude poes, besloten we deze regel maar te negeren. Rory (toen nog Snoes geheten) is vernoemd naar Rory van de Gilmore Girls, waar we toen vaak naar keken. Ze had een mooie rode tekening (net als Iwan) en was slank en hoogpotig (haar oma was siamees – mogelijk had dat er iets mee te maken). Ze was enigszins van slag toen we haar gingen halen – ze had een schurfthekel aan autorijden (ging ook hyperventileren – heel zielig – ook later als we naar de dierenarts gingen of haar uit logeren brachten als we op vakantie gingen) en het was natuurlijk sowieso eng om als jong-volwassen kat ineens heel ergens anders te gaan wonen.We lieten haar thuisgekomen maar even rustig verkennen en gingen een speeltje voor haar halen bij de dierenwinkel (die op de Oude Rijn). Thuisgekomen waren we haar kwijt – ze had zich onder een kast geperst (kast is ongeveer acht centimeter van de grond) en na lang zoeken zagen we twee bange kattenogen onder de kast. Na een paar uur overwon de nieuwsgierigheid het van de angst en ging ze op verkenning uit. Traplopen was ze niet gewend (ze woonde op een flat). De eerste keer ging het wat onwennig, maar als snel ging het rap op en af. Het nieuwe speeltje werd een favoriet – het was zo’n muis die “piep” zei als je hem bewoog en hij zat aan een stuk elastiek. We hadden de constructie aan de deur gebonden – ze kon hier uren mee spelen. Spelen met ons (haar mensen) vond ze ook erg leuk. Rory was heel slim – ze kon zelf deuren openen, als je met haar speelde met een laser lichtje, had ze al snel door dat ze de laserpen moest aanvallen in plaats van het lichtje en ze klom overal op – ook op hoge kasten op onnavolgbare manieren.
Rory was ook heel lief en voelde altijd precies aan als je niet blij, of ziekig was en ging dan op schoot (deed ze anders nooit) of in bed (onder de dekens). Een van haar favoriete plekjes was in de gordijnen – deze waren iets te lang, dus ze kon hier lekker in/onder/op liggen in een zelfgemaakt holletje. Na ongeveer een half jaar konden we een goedkoper en groter huis (flat) huren in de Merenwijk en gingen we dus verhuizen. Rory was toen zwanger van wijlen Loki (rode kater van mijn ouders). Het grappige is dat vanaf het moment dat ze zwanger was ze ineens graag op schoot kwam bij ons. Gelukkig was de verhuizing nog voor de bevalling en kon ze zich anderhalve week het nieuwe huis eigen maken.
Toen ik op een woensdag thuis kwam stond Rory in de keuken te draaien en niet lang daarna braken de vliezen (gelukkig ook in de keuken waar zeil lag). Een uurtje later werd Pieper geboren onder het bed en niet veel later Tijgetje en om acht uur Elrond en nog twee uur later Iwan en Bram. Rory was de hele nacht in touw met het schoonlikken van het kroost en zichzelf. Toen ze ’s ochtends even wegging om te eten en naar de bak te gaan kwam ze op bed liggen zoals ze gewend was (het kroost lag onder het bed). Al snel begon het kroost te piepen en hadden we een mooie blik van verstandhouding met haar “O ja, da’s waar ook” en ging ze plichtsgetrouw naar haar kittens.
De kittens werden groot en drie vonden een anders huis. Pieper en Elrond bleven – Rory was hier natuurlijk niet helemaal blij mee (zie het ongenoegen dat mevrouw Troy ook vaak uit over dit onderwerp), maar tolereerde Pieper en Elrond wel. Weer een paar jaar later kregen we een nieuwbouw huis in Hoofddorp en moest het hele spul dus verhuizen. Een huis met een tuin, dus ze zouden eindelijk naar buiten kunnen (iets dat Rory heel graag wilde, maar niet kon op de flat). Na een paar weken acclimatiseren in het nieuwe huis, mocht Rory voor het eerst in de tuin (Elrond en Pieper hadden hier minder behoefte aan). De eerste paar keer ging het goed: na een paar minuten rondscharrelen kwam Rory weer netjes naar binnen. Echter, op een avond bleef ze langer weg – kwam niet terug voor eten en was na een paar uur nog steeds niet terug. We hebben gezocht, folders uitgedeeld, briefjes in de bus gedaan, foto’s aan lantarens geplakt en meldingen gedaan bij dierenartsen in de regio en in Leiden – maar we hebben haar nooit meer teruggezien. Ze had een chip, en we hebben (gelukkig) nooit bericht gehad dat ze ergens dood langs de weg lag. We hopen dat ze ergens in de buurt een ander huis gevonden heeft (bijvoorbeeld nadat ze na het oversteken van een grote weg, de weg naar huis niet meer wist), maar zeker weten doen we het natuurlijk niet.
Rory heeft nog steeds een speciaal plekje in ons hart – als eerste kat en stiekem hoop ik haar nog een keer tegen te komen in de buurt…
Annemieke
Annemieke
1 opmerking:
Ik weet nog goed dat jullie Loki mee naar huis namen in een kussensloop, omdat hij dan het rustigst was. Toen hij en Rory lang genoeg bij elkaar waren geweest hebben wij hem in dezelfde verpakking weer opgehaald.
Een reactie posten