De winter is op zijn retour, eventjes misschien, maar de tuin is weer sneeuwvrij en ijsvrij en zodoende is er genoeg voedsel en water te vinden voor de wintervogels. Deze weten mijn tuin al jaren te vinden, ondanks de drie beroepsornithologen, met wie ik mijn huis deel. (Ornithologie is de studie van vogels, vogeldeskundigen heten ornithologen).
Het zijn twee hobby-ornithologen en een verzamelaar. Hoewel dat bij de wet verboden is, trekt hij zich daar niet veel van aan. Zulke individuen die de vogel- en jachtwet naast zich neerleggen, worden stropers genoemd. De hobby-vogelkijkers doen dat met hetzelfde enthousiasme als ik. En verder is de stroper gelukkig erg zwaar en zodoende niet zo snel. De meeste vogels weten aan hem te ontsnappen.
Ik heb al heel wat vragende blikken gehad als ik dit tegen mensen in mijn omgeving vertel, de meeste mensen kijken me aan of ze water zien branden. Maar sommigen schieten in de lach en antwoorden: “Je bedoelt met je huisgenoten je katten zeker ?” Bijna altijd zijn dit ook kattenliefhebbers. . .
Er zit een lekkere vette !
De spotters zijn Ceesje en Lapje, de jager (dat klinkt toch wel sympathieker) is Poema. Lapje voor het raam aan de straatkant, Ceesje in de keuken. Aan het niveau van het gemekker kan je horen wat voor vogel ze zien. Lapje mekkert zachtjes bij het zien van merels en spreeuwen en hard bij kauwen en kraaien. Meeuwen vindt ze maar niks.
Dat laatste is niet verwonderlijk. Als ik, zodra het warm is, op de studeerkamer achter de computer zit, zet ik het raam wagenwijd open. Op verzoek van Lapje en Ceesje, want zij willen altijd even het dak verkennen. Op een keer zat er een grote dikke zilvermeeuw. Dat vond Lapje wel interessant. Alleen vergiste ze zich in de meeuw, die vluchtte niet maar viel aan. Dat was de eerste keer en gelijk de laatste keer dat Lapje aandacht aan een meeuw heeft besteed! Ze wist niet hoe gauw ze naar binnen moest rennen, met de meeuw achter zich aan.
Ik ben me ook eens wild geschrokken. Ik zat rustig een verhaal te schrijven en op eens wordt er heel hard op het andere studeerkamerraam geklopt. Ik vloog tegen het plafond. Het was dezelfde zilvermeeuw, die ruzie kreeg met zijn spiegelbeeld. Iemand in ZIJN territorium, wegwezen jij!
Met Ceesje kan ik samen uren in de tuin turen. Ze waarschuwt me wanneer er veel vogels op de voederplank zitten. Bij haar geeft het volume van het gemekker niet de omvang van de vogel aan maar het aantal. Ik heb mijn camera met telelens gericht op de voederplank klaar staan en kan deze met een infrarood afstandsbediening bedienen. Dankzij Ceesje weet ik wanneer ik voorzichtig de keuken in moet sluipen.
Snel, voor ie weg is !
Denk aan de juiste instelling !
Overigens valt de oogst van de stroper(s?) wel mee. Ik vind hooguit drie keer per jaar een dode vogel (en/of muis) in de tuin voor de keukendeur of in huis. Meestal betreft het een Turkse tortel, een koolmees of een merel. Eén keer vond ik een winterkoninkje in mijn huis bij thuiskomst. Maar winterkoninkjes leven zo verborgen in dichte begroeiing dat ik er vanuit ga dat die al dood was voordat waarschijnlijk Poema haar meenam. Zoals ik al eerder heb geschreven in het Katblad, het verkeer is schadelijker!
De opstelling is met een heel oude camera met grote telelens, want ik had de digitale nodig voor de foto zelf! De duif is wel met de digitale gemaakt.
Hans